Iedereen die zijn/haar innerlijk leven tot op een zekere hoogte heeft onderzocht wordt geconfronteerd met een mysterie. Los van alle uiterlijke aantrekkinskrachten in de wereld, bestaat er in het hart van de mens iets diep en mooi op zich, een schoonheid zonder kenmerken. Het mysterie is niet zozeer dat er twee verschillende dimensies bestaan-een buitenwereld (Zahir) en een innerlijke wereld (Batin) – maar dat de mens zweeft tussen deze twee dimensies, als een ruimte waarin beide ontmoeten. Het is alsof de mens het ontmoetingspunt is, een scheidslijn tussen de twee werelden.
Onze moderne talen zijn onvoldoende om de kwaliteiten en de essentie van deze innerlijke wereld te beschrijven of te benoemen. Misschien wel het beste woord dat we ervoor hebben-dat die de onzichtbare wereld van kwaliteiten kan omvatten- is “het hart”. “Het hart” is een intelligentie die verder reikt dan het intellect, een weten dat opereert op het onderbewuste niveau.
De mens is een instrument van de kosmische creativiteit. Het menselijk hart is de spiegel waarin goddelijke kwaliteiten en betekenissen verschijnen. En de wereld is de spiegel waarin deze kwaliteiten worden weespiegeld en duidelijk waargenomen. De kosmische creativiteit manifesteert zich in en door het menselijke hart die het vermogen beschikt voor de interpretatie van de vormen en de gebeurtenissen van het materiële bestaan.
Dit onderwerp lijkt ongrijpbaar omdat we zo geconditioneerd zijn om kwaliteiten te projecteren op de dingen en de gebeurtenissen van de wereld dat we voorbij gaan aan het feit dat alles van ware betekenis in onszelf plaatsvindt.
Een volwassen verlichting is het zien van al deze projecties voor wat ze zijn. Het hart is primair vanwege de nabijheid van de goddelijke schat, de wereld is de schaduw. We moeten de kwaliteiten van de wereld niet in onszelf opnemen omdat het hart van nature de kwaliteiten van de goddelijke bron heeft en de wereld slechts de spiegel ervan is. De goddelijke bron, het hart en de uiterlijke bestaan vormen samen een Geheel.
Het hart heeft een positie die intermediair is tussen de Nafs (vals zelf) en Allah. Het is een punt van contact tussen de twee. Als een transformator, het ontvangt de energie van de geest en brengt dit tot het zelf. Net als de fysieke hart, het is het centrum van de individuele psyche.
Als het gedomineerd wordt door de eisen van de Nafs, gaat het hart dood; het is geen hart meer. Als het ontvankelijk is voor de geest dan kan het de kwaliteiten van de geest ontvangen en die verdelen volgens zijn capaciteit om elk aspect van de mens en van de mens naar de rest van de schepping. Als het hart ontvankelijk is voor de geest is het gevoelig, levend, wakker, heel. Het wordt de schat voor de kwaliteiten van Allah.
‘Daarin is voorwaar een vermaning voor hem die een hart heeft of die luistert en oplettend is.’ (Quran, Qaf 50:37)
De voltooiing van de menselijke psyche kan alleen worden bereikt door het hart. Het hart heeft altijd een object van liefde; het is altijd aangetrokken tot een teken van schoonheid. Waar het hart zijn aandacht op vestigt zal het zijn kwaliteiten verwerven. Die eigenschappen zijn evenzeer in het hart als in het ding dat deze kwaliteiten in het hart ontwaakt. De situatie is als twee spiegels tegenover elkaar, terwijl de originele reflectie afkomstig is van een derde bron. Maar een van deze spiegels, het menselijk hart, heeft aantal keuzes over wat het zal weerspiegelen.
Er zijn talloze aantrekkelijkheden in de wereld van de veelvoudigheid. Waaraan we onze aandacht geven, wat we ook houden in deze ruimte van onze aanwezigheid, die kwaliteiten worden onze kwaliteiten. Als we het hart geven aan veelvoudigheid zal het hart worden versnipperd en verspreid. Als we het hart geven aan geestelijke eenheid, aan Allah, zal het hart worden verenigd.
Uiteindelijk wat het hart begeert is de eenheid waarin het rust vindt.
Werkelijk, in het gedenken van Allah, vindt de hart rust.
De Nafs wenst veelvoudigheid en lijdt aan versnippering, veroorzaakt door de tegenstrijdige aantrekkelijkheden van de wereld. Hz. Rabia, wellicht de grootste vrouwelijke heilige van de Soefi traditie, zei: “Ik ben volledig gekwalificeerd om te werken als deurwachter en om deze reden: Wat in mij is, blijft binnen. Wat buiten mij is, laat ik niet binnen. Als iemand binnenkomt gaat die ook meteen eruit. Hij heeft niets te maken met mij. Ik ben een deurwachter van het hart, niet een klomp natte klei.”
We kunnen de verantwoordelijkheid nemen om de deurwachter te zijn van ons eigen hart en kiezen wat we willen waken binnen de intieme ruimte van ons eigen wezen.